Het Spaans kent net als andere talen onregelmatige werkwoorden. De belangrijkste komen op deze site aan de orde. De regelmatige vormen zijn weggelaten. Zo is de toekomende tijd bij onregelmatige werkwoorden meestal regelmatig. Is dat niet het geval, dan worden de vormen apart genoemd bij de behandeling van dat werkwoord.
Ser (zijn)
Het Spaans heeft twee verschillende werkwoorden die ‘zijn’ betekenen: ‘ser’ en ‘estar’. Het is niet altijd gemakelijk eenduidig aan te geven welke van de twee moet worden gebruikt. Globaal geldt dat ‘ser’ wordt gebruikt voor eigenschappen, zaken die langdurig van aard zijn, terwijl ‘estar’ wordt gebruikt om een (kortdurende) toestand aan te geven.
imp = imperfecto ind = pretérito indefinido |
UitlegDe ‘ik’-vorm en de ‘hij’-vorm zijn bij de imperfecto hetzelfde. VoorbeeldzinnenIk kom uit Spanje. |
Estar (zijn)
imp = imperfecto ind = pretérito indefinido |
UitlegDe ‘ik’-vorm en de ‘hij’-vorm zijn bij de imperfecto hetzelfde. VoorbeeldzinnenIk ben in Spanje. |
Haber (hebben)
Het Spaans heeft twee verschillende werkwoorden die ‘hebben’ betekenen: ‘haber’ en ’tener’. ‘Haber’ wordt gebruikt als hulpwerkwoord bij het voltooid deelwoord. ‘Tener’ wordt gebruikt in overige gevallen.
UitlegDe weergegeven verleden tijd is de pretérito indefinido. De vormen van de imperfecto zijn regelmatig. VoorbeeldzinnenIk zou in Spanje zijn geweest. |
Tener (hebben)
UitlegDe weergegeven verleden tijd is de pretérito indefinido. De vormen van de imperfecto zijn regelmatig. VoorbeeldzinnenIk moet in Spanje zijn. |